Een goed functionerende autodynamo moet tussen de 13,5 en 14,8 volt genereren in een standaard 12V-systeem wanneer de motor draait. Dit specifieke spanningsbereik dient meerdere belangrijke functies bij de bediening van het voertuig en het onderhoud van de accu. De onderste drempelwaarde (13,5 V) zorgt voor voldoende potentiaalverschil om de interne weerstand van de accu te overwinnen en de laadstroom effectief in de cellen te sturen. De bovenste drempelwaarde (14,8 V) voorkomt schade aan gevoelige elektronische componenten en overmatige gasvorming in loodzuuraccu's.
De exacte optimale spanning varieert enigszins, afhankelijk van verschillende factoren. Temperatuur speelt een belangrijke rol in de spanningsregelingsstrategie: koude omgevingen vereisen doorgaans hogere laadspanningen (14,2-14,8 V) om de verhoogde interne weerstand van de accu te compenseren, terwijl warme omstandigheden een lagere spanning (13,2-13,8 V) vereisen om elektrolytverlies en plaatcorrosie te voorkomen. Moderne dynamo's met temperatuurcompensatie passen de spanning automatisch aan op basis van de omgevingstemperatuur of de temperatuur onder de motorkap.
De chemische samenstelling van de accu beïnvloedt ook de ideale laadspanning. Terwijl traditionele loodzuuraccu's hogere spanningen verdragen, vereisen AGM-accu's (Absorbed Glass Mat) en gelaccu's een nauwkeurigere spanningsregeling, meestal tussen 13,8 en 14,4 V. Veel moderne voertuigen kunnen het accutype detecteren en de laadparameters dienovereenkomstig aanpassen via de programmering van de spanningsregelaar.
De belasting van het elektrische systeem beïnvloedt ook de waargenomen spanning. Bij veel ingeschakelde accessoires kan de systeemspanning tijdelijk onder het streefbereik dalen totdat de dynamo reageert door de veldstroom te verhogen. Hoogwaardige dynamo's kunnen de spanning doorgaans binnen 0,5 V van de streefwaarde houden, zelfs onder zware elektrische belasting.